31 mei 2014

Lied van de week: week 22 - 2014

Ship in the sand - Marble Sounds


Voor de clip van de nieuwe single werkte Marble Sounds samen met de regionale Westvlaamse afdeling van KOPP, een organisatie die de belangen behartigt van kinderen van ouders met psychische (en psychiatrische) problemen. Op deze manier willen beide partners bewustzijn creëren voor een problematiek die vrijwel onzichtbaar blijft bij ons, gezien psychiatrie sowieso al met taboe omgeven is. Niet alleen vind ik dat een bewonderenswaardig intiatief, het is bovendien een erg mooi liedje.

Je kan het album Dear me, look up, waarop het nummer te vinden is, hier kopen.

Lyrics:

Woke up this morning thought,
Gotta change my life
I'm like a ship in the sand
Just waiting for to die I got lot of reasons
glad to be alive but always waking up a long
just makes me wanna die.

 

But always waking up alone,
just makes me wanna die.

 

I may be lonely but I'm not stupid
I try to live with my mistake
So I stay awake to ease all pain
But I've never been good at playing that game
No I've never been very good at that.

 

Forget the past it's just an ugly background
That stains everything we try to believe in
And except the things that faith love brings
and don't project it all do anyone know
And don't project it all do anyone know.

25 mei 2014

Lied van de week: week 21 - 2014

We exist - Arcade Fire


Vorig jaar vond ik het album Reflektor van Arcade Fire het allerbeste. Daaruit is nu opnieuw een single gepuurd: We exist. Wat ik over dat nummer vind, kan je hier herlezen.

Je kan het album nog steeds hier kopen.

Lyrics:

Walking around head full of sound
Acting like we don't exist
Walk in a room stare out through you
Talking like we don't exist

 

But we exist
 

Daddy it's true, I'm different from you
But tell me why they treat me like this?
You turn away, what could I say
Not the first betrayed by a kiss

 

Maybe it's true
They're staring at you
When you walk in a room

 

Turn on us fine
Stare if you like
Or just let us through
Just let us through

 

Down on your knees
Begging us please
Praying that we don't exist

 

Daddy it's fine, I'm used to them now
But tell me why they treat me like this?
Is it because we do it like this?

 

Maybe it's true
They're staring at you
When you walk in a room

 

Turn on us fine
Stare if you like
Or just let us through
Just let us through

 

Let them stare
Let them stare
That's all right with you

 

But lose myself
If it turn away from you

 

Daddy told him to wait
Mother, I'm so scared
But will you watch us drown?
 

You know that they will
You know that we're young
You know that we're confused
But will you watch us drown?
What are you so afraid to lose?

 

Down on their knees
Begging us please
Praying that we don't exist

 

We exist

20 mei 2014

Amen Dunes


De New Yorkers van Amen Dunes brengen op hun derde plaat lo-fi freakfolk die amper ergens mee te vergelijken valt. Beeld je in dat Devendra Banhart bij Sebadoh gaat spelen en er ontstaat een vaag idee van wat de Amerikanen presenteren. Het is even wennen aan die sound maar na meerdere luisterbeurten raken we er behoorlijk verslingerd aan.
Lo-fi staat of valt natuurlijk met goede melodieën. Hoe rommelig die ook gespeeld worden, als de kwaliteit er is, blijven de songs overeind staan als het stenen huis van het derde biggetje. De elf nummers op deze plaat kunnen gelukkig bogen op dat kenmerk. Lonely Richard heeft geen ingewikkeld gitaargepingel nodig of geen zangharmonieën à la Fleet Foxes. Gecharmeerd zijn we toch. Enkel het feit dat het meer dan vijf minuten duurt eer de laatste noten wegsterven, komt in de kolom met minpuntjes terecht. Splits are parted weet zich beter in bedwang te houden.
Het is een vreemd universum waar Amen Dunes ons mee naartoe neemt. Het vraagt bereidheid zich onder te dompelen in spelonken en wouden waar ijle gezangen teweeg lijken gebracht door de rijkelijk aanwezige paddenstoelen. Het raakvlak met psychedelica en ook met postrock wordt zichtbaar in het al eerder genoemde Splits are parted. Punk loert dan weer om de hoek in I can't dig it. Sixteen klinkt alsof het ingespeeld werd door Daniel Johnston en Rocket flare is bezadigde rock op een bedje van bosnimfen en elfen. Everybody is crazy is niet de slow waar je lief op zit te wachten, tenzij ze straks als de geest van Eurydice moet terugkeren naar de onderwereld. Green eyes is het rommelige van Pavement to the extreme en de titelsong groeit uit tot een epos van achteneenhalve minuut. Dat lijkt in eerste instantie alweer veel te lang, tot je je keer op keer laat meezuigen in het moeras en de sfeer voelt tot in het diepste van je ziel.
Amen Dunes is een buitenbeentje en het is dan ook niet verwonderlijk dat ze hun uitvalsbasis kozen op het geschifte maar vaak ook briljante label Sacred Bones. Een groot publiek zien we voor de groep niet weggelegd, een schare erg trouwe fans daarentegen wel.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

Beluister hieronder het album:


18 mei 2014

Gelezen (60)

De Cirkel - Dave Eggers



Een vriend van me noemde dit boek overdreven en beweerde dat wat erin beschreven wordt, (hier) niet zo gauw zal gebeuren. Wel, daar ben ik het eigenlijk niet mee eens. Je moet maar eens de kranten van de afgelopen maanden nalezen en je zal merken dat Dave Eggers in De Cirkel een internetgigant beschrijft die de doorgedreven versie vormt van Google (met al zijn diensten) en Facebook. En in het neoliberale klimaat dat overheerst, lijkt het me niet onmogelijk dat als zo'n bedrijf erin slaagt  een monnopoliepositie te bemachtigen, het wel héél veel controle krijgt over ons leven en over de democratie. Dit boek las ik dan ook als een uitstekende waarschuwing om ons niet te enthousiast te laten meeslepen in alle "openheid" die men tegenwoordig vraagt en aanbiedt op internet, zonder ons goed inkijk te geven in wat met al die informatie gebeurt of kan gebeuren.
Maar bovenal heeft Dave Eggers een heel goed verhaal geschreven en dàt blijven we de basis vinden voor elk meesterwerk!


De belevenissen van een muurbloem - Stephen Chbosky


Intussen is dit boek verfilmd (The perks of being a wallflower). Die prent heb ik (nog) niet gezien, dit boek is alvast een mooie coming of age-roman van Stephen Chbosky in de vorm van een soort dagboek of briefroman. Het hoofdpersonage, Charlie, gaat naar de bovenbouw van zijn high school en maakt vrienden, een beetje ondanks zichzelf, zo lijkt het, al leren we hem kennen als een goedbedoelende maar soms fouten makende puber, en is dat uiteindelijk niet wat elke puber is?

Fermat's last theorem - Simon Singh



Het is een grote verdienste van Simon Singh om een op het eerste zicht voor velen oninteressant domein als de wiskunde als setting te gebruiken voor een boek dat de lezer weet op sleeptouw te nemen, spannend is en blijft en tegelijk ook erg verhelderend is.
Het verhaal dat de basis vormt voor dit boek, is dat van de "laatste" stelling van Pierre de Fermat, een Franse amateurwiskundige. Die schreef ooit in de kantlijn dat hij een bewijs gevonden had voor zijn stelling dat er geen positieve natuurlijke oplossingen bestaan voor an + bn = cn waarbij n een natuurlijk getal is groter dan 2. Hij beweerde echter niet genoeg plaats te hebben om het bewijs uit te schrijven en nooit werd zijn bewijs teruggevonden. Het duurde van 1637 (toen Fermat dit beweerde) tot 1994 eer een wiskundige erin slaagde om de stelling te bewijzen en dan nog had Andrew Wiles wiskunde nodig die nog niet bestond ten tijde van Fermat. 
Simon Singh slaagt erin om aan de hand van dit gegeven heel wat interessante kennis te delen met betrekking tot inhoud en geschiedenis van de wiskunde en de lezer erg nieuwsgierig te laten blijven.
Ooit zag ik de documentaire die hierover gemaakt is en ik blijf het een verhaal vinden dat tot de verbeelding spreekt.



The embassy of Cambodia - Zadie Smith
 


In deze novelle van Zadie Smith worden we meegenomen in een verhaal over een vluchtelinge die als slaaf werkt in Groot-Brittanië. Echt warm werd ik niet van het verhaal, maar het boek leest wel vlot en is een aangename verpozing tussen moeilijker boeken...

Lied van de week: week 20 - 2014

Water fountain -tUnE-yArDs


Een beetje gekte af en toe kan geen kwaad. Het debuutalbum van tUnE-yArDs heb ik, toen het uitgebracht werd, eigenlijk nooit de aandacht gegeven die het verdiende, maar daar komt met Nikki Nack, dat ik binnenkort review voor Indiestyle, zeker verandering in. Deze single is alvast veelbelovend en alleen al de clip verdient uw aandacht. En wellicht ook die van uw kinderen...

Het nieuwe album kan je hier kopen.

Lyrics:

No water in the water fountain
No side on the sidewalk
If you say Old Molly Hare, whatcha doin’ there?
Nothing much to do when you're going nowhere

Woohaw!
Woohaw!
Gotcha
We're gonna get the water from your house (your house)

No water in the water fountain
No wood in the woodstock
And you say old Molly Hare
Whatcha doin’ there?
Nothing much to do when you're going nowhere

Woohaw!
Woohaw!
Gotcha
We're gonna get the water from your house (your house)

Nothing feels like dying like the drying of my skin and lawn
Why do we just sit here while they watch us wither til we’re gone?
I can't seem to feel it
I can't seem to feel it
I can’t seem to feel I’ll kneel
I’ll kneel I’ll kneel the cold steel

You will ride the whip
You'll ride the crack
No use in fighting back
You'll sledge the hammer if there's no one else to take the flak
I can't seem to feel it
I can't seem to find it
Your fist clenched my neck
We're neck and neck and neck…

No water in the water fountain
No phone in the phone booth
And you say old Molly Hare
Whatcha doin’ there
Jump back, jump back Daddy shot a bear

Woohaw!
Woohaw!
Gotcha
We're gonna get the water from your house (your house)

I saved up all my pennies and I gave them to this special guy
When he had enough of them he bought himself a cherry pie
He gave me a dollar
A blood-soaked dollar
I cannot get the spot out but
It's okay it still works in the store

Greasy man come and dig my well
Life without your water is a burning hell
Serve me up with your home-grown rice
Anything make me shit nice

Se pou zanmi mwen, se pou zanmi mwen And the two-pound chicken tastes better with friends
A two-pound chicken tastes better with two
And I know where to find YOU so

Listen to the words I said
Let it sink into your head
A vertigo round-and-round-and-round
Now I'm in your bed
How did I get ahead?
Whoop!
Thread your fingers through my hair
Fingers through my hair
Give me a dress
Give me a press
I give a thing a caress
Would-ja, would-ja, would-ja

Listen to the words I say!
Sound like a floral bouquet
A lyrical round-and-roundandroundandround
Okay
Take a picture it'll last all day, hey
Your fingers through my hair
Do it 'til you disappear
Gimme your head
Gimme your head
Off with his head!
HEY HEY HEY HEY

No water in the water fountain
Floral bouquet
A lyrical round-and-roundandroundandround
No side on the sidewalk
Take a picture it'll last all day, hey
And you say old Molly Hare, Hare
Nothing much to do when you're going nowhere

Woohaw!
Woohaw!
Gotcha, gotcha

We're gonna get the water from your house, your house
We're gonna get the water from your house, your house
We're gonna get the water from your house, your house

Les Nuits Botanique: Jagwar Ma (voorprogramma: Jamaica + Applause + Yellowstraps)


Ook op de tweede dag van Les Nuits Botanique was er keuze genoeg. Terwijl George Ezra jonge meisjesharten deed smelten, White Denim de Orangerie inpalmde en Cat Power in het Koninklijk Circus zieltjes won, keken wij verwachtingsvol uit naar het feestje dat ongetwijfeld door Jagwar Ma zou gebouwd worden in de Chapiteau. Drie bands mochten de tent en het aanwezige publiek opwarmen op deze al behoorlijk warme lenteavond.


Aftrappen wanneer het gros der muziekliefhebbers nog onderweg is en de tent op zijn best een halfvolle indruk achterlaat, is geen godsgeschenk. Yellowstraps, een viertal uit de Brusselse zuidrand, heeft best wel goeie songs in huis doch het potentieel kwam er nog niet helemaal uit. Je kan de band onder meer kennen van hun bijdrage aan de Unday Records labelcompilatie Music for Undays. Dat nummer, ‘Valium’, blijkt erg representatief voor hun oeuvre dat zich ergens tussen de Bristol scene (Tricky voorop) en Soldier’s Heart situeert. De goede luisteraar heeft vooral de beloftes gehoord dat we dit kwartet nog wel eens terug zullen zien en horen.


Dat ze hun naam zouden ontleend hebben aan het album van Balthazar, lijkt ons onwaarschijnlijk. De ook al uit Brussel afkomstige mannen van Applause stralen nog voor de eerste noot een pak meer ervaring uit en blijkens hun set hebben ze platenkasten om jaloers op te zijn. Vrijwel elk nummer blijkt een sterke popbasis te hebben en het geheel bevat invloeden uit blues(rock), funk, disco,… De jaren 80 lijken in hun verzameling inspiratoren overdadig aanwezig. Gelukkig brouwt het vijftal er iets nieuws en spannends mee. We vinden het erg jammer dat dit soort Brusselse en bij uitbreiding Waalse groepen in Vlaanderen zo moeilijk voet aan de grond krijgt.


Jamaica komt in tegenstelling tot wat de groepsnaam laat vermoeden gewoon uit Parijs en wie reggae verwachtte, komt wel zeer bedrogen uit. Hun rock vormt een samenvatting van intussen meer dan een halve eeuw muziekgeschiedenis en blijkt erg populair. Live zetten ze ook een enthousiaste, energieke set neer. In feite hebben hun songs niet zo heel veel om het lijf. Alles klinkt herkenbaar en er wordt aan dat samensprokkelen van wat hun muzikale voorbeelden in het verleden brachten bijster weinig meerwaarde toegevoegd. Wij herkennen met gemak flarden Rolling Stones, The Kinks, Joan Jett, Dick Dale,… Het hapt allemaal goed weg en het brengt veel sfeer en ambiance in de tent. Hier en daar worden we toch verrast door een echt wel goed lied zoals By the numbers of het aan Blondie schatplichtige Ricky. De instrumentale afsluiter blijkt een krachtige apotheose.


Twintig minuten later echter begint het échte feest. Jagwar Ma heeft slechts één album onder de arm maar wie hen vorig jaar op Pukkelpop zag, wist al dat ze moeiteloos weten te overtuigen. De basis van hun muziek ligt in de hele Madchester-scene. Moeiteloos drijven de invloeden van The Happy Mondays, The Charlatans, The Stone Roses en Jesus Jones naar boven. Daar voegt het drietal flinke scheuten techno, Underworld en Chemical Brothers aan toe en zo krijgen we de ideale cocktail voor een party waarop het onmogelijk is stil te blijven staan. Opener What love vloeit na een soort Aphex Twin-achtige geluidscollage over in Uncertainty en de meeste songs worden gewoon aan elkaar gespeeld om de flow niet te verliezen. Vanaf Let her go ontploft de tent zowat. Come save me zet de triomftocht verder in een lang uitgesponnen versie die door iedereen meegezongen wordt. Het is amper te geloven dat Manchester tegenwoordig in Australië blijkt te liggen.
Wanneer Jagwar Ma na drie kwartier slotsong The throw inzet, blijkt de tijd voorbijgevlogen. In één lied ballen ze alles wat wij in de jaren 90 uit de Britse industriestad onthouden hebben samen in een opzwepende en erg moderne synthese. Het drietal lijkt zelf overrompeld door het succes. Later op de avond zien we het ongeloof in de ogen van de bandleden wanneer het publiek in de tuin rondom de concertzalen hen aanspreekt, met de jongens op de foto wil en hen spontaan applaus toewerpt terwijl ze daar passeren. Het kan de groep niet ontgaan zijn dat ze jong en oud in het publiek wisten te bekoren. Zoals de zanger zelf al stelde, zal Jagwar Ma gauw een nieuw album moeten maken zodat ze nog meer songs kunnen spelen. Joelend schreeuwen de fans de hoofdact terug het podium op voor een bisnummer. That loneliness is al evenzeer als al het vorige dat ze brachten een schot in de roos. Iedereen springt mee en na afloop zien we een uitgeputte, maar erg tevreden jonge vrouw op de grond bekomen van de inspanning een uur lang te dansen, te hossen en mee te zingen. “I love you, I mean it” roept ze de artiesten na terwijl de crew de set afbreekt en we de tent uit geleid worden.

Je kan dit concertverslag ook hier lezen op Indiestyle.

Beluister hieronder het volledige album van Jagwar Ma en een selectie songs van de andere bands:

16 mei 2014

The Crookes


Vier mannen staan gedistingeerd en met een lichte casual toets in maatpak: zo kijken de leden van The Crookes ons aan op de foto die hun website siert. Ruige rockers hoef je niet te verwachten. Wat we krijgen, is muzikaal stijlvol. Soapbox is het derde album van het viertal uit Sheffield en weet ons wel te bekoren.
Er is iets heel Brits aan de songs die ons komen aanwaaien. Natuurlijk ligt dat deels aan het onmiskenbare accent in de zang, al liegen de muzikale referenties er evenmin om. Afwisselend denken we aan The Smiths en Pulp bij Before the nights falls. Outsiders past zo op elke Britpopcompilatie. Howl vindt in zijn rust verpozing bij The Divine Comedy, duidelijke zielsgenoten als beide bands zijn. Dat deze plaat opgenomen werd in een afgelegen kerkje in Italië is niet echt hoorbaar. Toch gingen de Engelsen daarheen om de liedjes die allemaal rond het thema “buitenstaanders” draaien aan ons toe te vertrouwen.
De sleutelsong is dan ook  het al eerder genoemde Outsiders. Vrolijk word je niet van de tekst “You know I love to be an outsider even though they try to drag me in”. Later in het nummer blijkt die keuze immers erg relatief, want de ik-persoon weet allerminst hoe hij wél aansluiting zou moeten vinden bij de anderen. Ook in Howl blijft hij aan de kant staan en kijkt hij toe naar het draaien van de wereld. “Those on the outside are born to be lonely” klinkt het dan weer in Echolalia. Het lijkt wel alsof we het moeras der misantrope gedachten ingezogen worden, zoals in het verleden zo vaak het geval was bij Morrissey.
Vernieuwend zijn The Crookes niet. Daar malen we niet om wanneer we vergast worden op oerdegelijke songs. Echte uitschieters kunnen we niet noemen en zwaktepunten vallen evenmin aan te halen. Zo krijgen we op het eind gewoon een fijn plaatje dat zalvend kan zijn op regenachtige dagen, als de melancholicus in ons ook een beetje aandacht wil.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

15 mei 2014

Cactus concert: Teho Teardo & Blixa Bargeld


Vorig jaar bracht Blixa Bargeld, onbetwist opperhoofd bij Einstürzende Neubauten, Still smiling uit samen met de Italiaanse componist Teho Teardo, bij ons een nobele onbekende. Veel lof was de oogst die het duo daarmee binnenhaalde. Toen aangekondigd werd dat beide mannen deze wonderschone liederen live ten berde zouden brengen in de Stadsschouwburg te Brugge, was onze nieuwsgierigheid geprikkeld. Immers, details waarmee songs volgepropt worden, zijn in een studio tegenwoordig een peulenschil. Op een optreden is dat toch wel andere koek.
Teho Teardo speelt gitaar en bedient voor de rest vooral effectpedalen en knoppen en een laptop waarmee niet alleen de klanken van zijn instrument vervormd worden maar die ook allerlei geluiden bevatten die de studioversies zo geschakeerd maken. Rechts op het podium bespeelt Martina Bertoni de cello die de grondtonen legt voor de composities waaroverheen Blixa Bargeld zingt, schreeuwt (af en toe), fluistert en croont. Vooral die laatste gedaante van de Duitser past hem stilaan wonderwel, in strak pak en niet langer een magere punkjunkie uit de Berlijnse underground, wel een zelfbewuste, soms zelfs licht arrogante entertainer die weet hoe een publiek te vermaken en voor zich te winnen. Naar het einde van de set wordt dit trio nog aangevuld met het Shambhala String Quartet.
Vanaf Nur Zur Erinnerung grijpen de artiesten de aandacht van de toehoorders in deze prachtige zaal. Tussendoor vertelt Blixa Bargeld verhalen, maakt hij grapjes en roemt hij de locatie en Brugge in het algemeen. Algauw wordt de lof begiftigd met een angel van sarcasme (“What’s wrong with Brugge?”) die desalniettemin gesmaakt wordt. De muziek dreigt en zalft, treedt op de voorgrond dan weer naar achteren terwijl de teksten, geschreven in Rome en Berlijn, onderwerpen als de axolotl en chocomousse met calvados bestrijken. In Still smiling moduleert de zanger zijn stem tot die zelfs eventjes als Golem uit Lord of the rings klinkt en in Alone with the moon is het de crooner in Bargeld die helemaal op het voorplan treedt. Die blijkt overigens veel gelijkenissen te vertonen met Leonard Cohen. The empty boat blijkt een cover van de Braziliaan Caetano Veloso waar de Zuid-Amerikaanse toetsen uitgehaald zijn en die derhalve erg Europees klinkt. Niettemin is het een hoogtepunt. De reguliere set wordt afgesloten met Negroni dat bezwerend de zaal ingejaagd wordt.
Na luid en langdurig applaus krijgen we nog drie songs van de teruggekeerde artiesten. Waarschuwend dat degene die de titel raadt en luidop roept, de zaal zal uitgestuurd worden, zet Blixa Bargeld een Italiaanse versie in van Crimson and clover (Tommy James and The Shondells) uit 1968. Soli si muori, zoals de nieuwe titel dan luidt, is een erg krachtige cover en vinden wij haast het meest overtuigende bewijs van de grootsheid waartoe dit duo in staat is. Nirgendheim en Defenestrazioni sluiten de avond af met alweer staaltjes van de constante kwaliteit die we aldoor mochten beleven.


Setlist:
  1. Nur Zur Erinnerung
  2. Mi scusi
  3. Axolotl
  4. Buntmetalldiebe
  5. Still smiling
  6. Nocturnalie
  7. What if...?
  8. Konjunktiv II
  9. The empty boat
  10. Come up and see me
  11. Alone with the moon
  12. A quiet life
  13. Negroni
Bis:
  1. Soli si muore
  2. Nirgendheim
  3. Defenstrazioni

Je kan dit concertverslag ook hier lezen op Indiestyle.

10 mei 2014

Lied van de week: week 19 - 2014

Fever - The Black Keys


Dat ik The Black Keys graag hoor, is geen geheim. Ik zag hen ooit live in de AB. De nieuwe single klinkt door de toevoeging van synthesizers wat anders. Maar tegelijk hoor je ook het vertrouwde geluid van de band. En dus nomineren we Fever met plezier tot lied van deze week.

Het album, Turn blue, waarvan dit de eerste single is, kan je hier kopen.

Lyrics:

Fever where'd you run to
Fever where'd you run to
Acting out of certainty
A fever let me live a dream
Fever, how much slept on
No one misbehave too
Fever let me sun screw
Wouldn't leave you if I could
Fever
Fever ‘cause I’m breaking
Fever got me aching
Fever how will you explain
Break it down again
Fever got me guilty
Just go ahead and kill me
Fever how will you explain
Break it down again
Fever can you hear me
Fever can you hear me
You shook me like I never been
Now show me how to love again

It used to be abrasing
But fever got me stressing
Realizing I am the played
But fever let me play the game
Fever ‘cause I’m breaking
Fever got me aching
Fever how will you explain
Break it down again
Fever got me guilty
Just go ahead and kill me
Fever why won't you explain
Break it down again
Loud if the cold get loud in your eyes
Because oh so rising rise
You know not leave her
Loud if the cold get loud in your eyes
Because oh so rising rise
You know not leave her
Fever

09 mei 2014

Family Of The Year


Er zijn dagen waarop een zorgeloze toestand het hoogste goed is waarnaar we verlangen. De soundtrack bij die gemoedsgesteldheid zoeken wij dan steevast bij pretentieloze bands die straffe platen afleveren en in een parallelle wereld de ether vullen en de verdiende waardering mogen ontvangen. Moeilijkdoenerij vermijden we dan liefst en experimenteerdrang is ons op zo’n momenten te vermoeiend. Sinds we Loma vista beluisterden, raakte Family Of The Year toegevoegd aan het lijstje kandidaten om de muzikale vertaling van dat gevoel te verzorgen.
Het album van de Californiërs is als groene zeep op een zeil in een zomertuin: we glijden van begin tot einde in één vlotte beweging door de plaat. Songs als St. Croix, het erg vrolijke en aan Edward Sharpe and the Magnetic Zeros schatplichtige Buried en het springerige Living on love, dat smeekt om een hit te worden, bekoren ons zonder moeite. Never enough is als The Scabs in Malibu en opener The stairs behoort tot de liedjes die je na twee keer ongemerkt gaat meeneuriën. Zonder uitzondering is alles overgoten met een sausje van wolkeloze zomernamiddagen en wapperend haar in een open auto. De feelgoodfactor ligt zo hoog dat we na afloop bijna uitbarsten in “I feel so good I’m gonna break somebody’s heart today”. Of nee, het wordt wat griezelig zo natuurlijk.
Minpuntjes bijeensprokkelen was niet makkelijk maar als we toch iets moeten noemen, vallen we terug op het gevoel dat Hey ma bijna verwordt tot de indievariant van Heintjes ode aan zijn moeder. Nog net op tijd ontwijkt het Amerikaans zestal het bad vol kleffe clichés en tranentrekkers. Het was wel érg close. En zo formuleren we als algemeen besluit dat Family Of The Year erin geslaagd is om de Broken Glass Heroes van 2014 te worden (luister maar eens goed naar In the end), helemaal uit de zonnige staat. Hun tweede album zullen wij met plezier door de lucht laten schallen als ons haar in juni, juli, augustus en september in de cabrio wappert.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.


06 mei 2014

Arsenal


Al een tijdje is het genieten op de radio telkens Black mountain (Beautiful love) van Arsenal langskomt. Als vanouds weet de band een zomerse toets te geven die hier tot een onbedaarlijk verlangen naar zon, zee en ijsjes leidt. Intussen is het album Furu er ook, en nadat de zon ons de voorbije weken al meer dan verwende, spreiden wij een strandlaken voor onze mening erover.
De vijfde reguliere langspeler stelt alvast niet teleur. Moeilijk doen ze overigens niet bij Arsenal. De songs glijden naar binnen als zoete siroop in het keelgat van lekkerbekjes. Zowel de eerder genoemde single als The rider bevatten alle elementen om de FM-golven te beheersen tot aan de laatste nazomerdagen. Ook de downtempo afsluiter This is your home waarin wij een vleugje van het rustigste van Mad About Mountains ontwaren, gaat er mierzoet in. Daarbij vermijden de muzikanten gelukkig de clichés. Tegelijk worden we getrakteerd op nummers als opener Temul (Lie low), een niet evident werkstukje waarin de opbouw de perfecte opstap vormt voor de rest van de plaat. Na meerdere luisterbeurten ontvouwt zich het rijke palet dat het duo Willemyns/Roan hierin aanreikt met mooie vocale steun van Lydmor, een Deense waarover ons verder niets bekend is. Andere gastmuzikanten zijn onder meer Shawn Smith (Brad, Satchel) en Gavin Friday.
Dat Arsenal de inspiratie dit keer vooral zocht in Japan horen we nog het duidelijkst in Woe-is-me, waarin Doseone de raps voor zijn rekening neemt. Het klinkt wat springerig en die drukte is even wennen. Laten we het erop houden dat het niet onze favoriet is. Ons eindoordeel voor het geheel is in elk geval positief. Het wordt vast een mooie zomer, desnoods binnenshuis met Arsenal op de achtergrond.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.


05 mei 2014

Democrazy concert: Shearwater (voorprogramma: Jesca Hoop)

De DOK-site in Gent mag nog een paar jaar open blijven en op de eerste DOKzondag van 2014 programmeerde Democrazy alvast Shearwater, een band die vorig jaar nog een prachtige coverplaat opnam. Fellow travelers opent trouwens met Our only sun van Jesca Hoop, die op deze tournee als voorprogramma én als extra lid mee mag.
 

Hoewel oorspronkelijk uit Californië woont Jesca Hoop nu in Manchester. Met enkel een gitaar waarop ze spaarzaam speelde en haar stem probeerde de bijna 40-jarige zangeres ons te overtuigen. Aanvankelijk vonden we het nét wat te mak tot een jeugdanekdote en wat humor ons wisten te ontdooien en een lied als Hospital (win your love) aan zeggingskracht won. Eigenlijk vermoeden we dat wat ruimere arrangementen haar nummers meer tot leven zouden brengen.


Toen Shearwater een eindje ver in hun set Rooks inzette, wisten we weer waarom we het nooit beu worden deze Amerikanen aan het werk te horen en te zien. Als een zaadje dat openbloeit in de kern van ons hart worden we geraakt, keer op keer. Hoewel het album waarop dit terug te vinden is inmiddels al zijn zesde verjaardag mocht vieren, blijft het hun absolute meesterwerk. Gelukkig is ook de kwaliteit van de andere platen erg hoog, wat onder andere mocht blijken uit het op verzoek gespeelde Meridian. Al na één nummer nodigde de frontman het publiek in de arena uit lekker dicht bij elkaar vooraan plaats te nemen. We mogen dan al in mei zijn, ‘s avonds is het in open lucht nog behoorlijk fris. De energie van de band hielp ons wel om het warmer te krijgen. Tot de hoogtepunten rekenen we zeker ook Home life. Intussen hadden Jonathan Meiburg en de zijnen een running gag geïnstalleerd. Na het optreden de dag ervoor hadden Jesca Hoop en de vier vaste bandleden besloten het Kanaal in te rennen in Brighton. De geluidstechnicus maakte een audio-opname terwijl hij meeliep maar kwam ten val en zo hoor je de fles whiskey breken. Onderweg naar Gent had dat al voor heel wat hilariteit gezorgd op de bus en nu werden ook de toehoorders meegesleurd in de grap.
 

Naar het eind van het optreden werd het blik opengetrokken met covers die op de reeds eerder genoemde langspeler staan. Natural one van The Folk Implosion opende, ingeleid door de bekentenis van Meiburg hoe hij er op de highschool door geïntimideerd werd en waarom ze dit dus absoluut moesten opnemen. Afsluiter was het oorspronkelijk door Clinic gezongen Tomorrow dat een krachtige versie meekreeg. De band werd nog een keer het podium opgejaagd door het om een bis schreeuwende applaus. Gezien de vrij strikte hantering van het einduur, was het korte verzoeknummer Nobody een toegift die Jonathan Meiburg eerst solo bracht, tot hij op het eind op keyboards door Lucas Oswald bijgestaan werd. Nadien nodigde de man ons uit om samen aan de bar op te warmen.

Je kan het concertverslag ook hier lezen op Indiestyle
Shearwater zag ik al eerder aan het werk in de Vooruit, tijdens Boomtown en in de Botanique. Via de links kan je de respectievelijke verslagen lezen.

03 mei 2014

Lied van de week: week 18 - 2014

Tell it like it is - Rusty Roots


Eén van de hoogtepunten van het Roots & Roses-festival eerder deze week was zonder twijfel Rusty Roots. In feite is mijn favoriete nummer All I want, maar dat vind ik niet terug (geen clip, geen stream) tenzij op Spotify, dus ga ik maar voor hun recentste single, overigens ook een topper.

Hun vierde album, Your host, waarvoor Mario Goossens van Triggerfinger achter de knoppen zat, kan je hier kopen.


02 mei 2014

Roots & Roses festival

De vijfde editie van het Roots & Roses-festival net over de grens van Oost-Vlaanderen met Henegouwen had de pech dat het mooie lenteweer van de voorbije weken een klein dipje kende, maar daar had het publiek in de beide tenten uiteraard minder last van. Modderig en zompig werd het terrein wel en daarin gedijt blues natuurlijk goed. Op het programma stonden echter heel wat meer genres geprogrammeerd zodat het ook dit jaar weer een erg divers en muzikaal veelkleurig gebeuren werd.


In de Roots-tent, waar het festival startte, vielen de hele dag voornamelijk traditionelere en doorgaans ook wat rustiger artiesten te beluisteren, terwijl in de Roses-tent de ruigere acts een plaats kregen. Het Namense vijftal Little X Monkeys beet de spits af met bluegrass die bijwijlen stevig rockte. Instrumenten als de banjo, de xylofoon, het wasbord en zelfs de kazoo werden gretig bovengehaald. De zangeres bleek wel wat last te hebben van de zenuwen en in de eigen songs mogen de details en de afwerking nog iets beter, maar we hoorden toch een goed My old Louisiana en een aardige cover van Come together (The Beatles).

Nadat we snel naar de andere tent verhuisden, werden we vergast op stevige rock die minstens zo strak gespeeld werd als we van Triggerfinger gewoon zijn. Driving Dead Girl uit Brussel heeft dan ook pakken ervaring: in 2004 al stonden ze op Dour en ze verzorgden reeds het voorprogramma voor onder meer The Black Keys en Black Rebel Motorcycle Club. Hoe goed de mannen ook hun best deden om het publiek mee te krijgen, het bleek nog te vroeg op de dag om er een echt feestje van te maken.

Verrassend genoeg slaagden de bluegrasspioniers uit Chicago van het vierkoppige The Henhouse Prowlers daar wel beter in. Verzameld rond één microfoonstandaard en virtuoos op banjo, contrabas, viool en gitaar wisselden ze de zangpartijen af. De vaart bleef in hun set van begin tot einde en vooral de violist wist met de uitleg tussendoor de toeschouwers mee te nemen op een reis doorheen de tijd en naar afgelegen gebieden in de Verenigde Staten. Hij verwees onder meer naar The Broken Circle Breakdown, sinds kort ook in de VS te zien, vooraleer de groep het ons daaruit bekende The boy who wouldn't hoe corn serveerde.

Echt van onze sokken geblazen werden we minder door de muziek dan wel door het spektakel van White Cowbell Oklahoma. Het zestal lijkt een Canadese gimmick, een variant op The Leningrad Cowboys waarin één groepslid met witte koebel de Bez van dienst is. Met slijpschijf en vuur ging hij een andere koebel te lijf terwijl zijn makkers briesende en stampende rock op ons loslieten. Clement Peerens heeft zijn Noord-Amerikaanse tegenhanger gevonden, zo lijkt het, wanneer we mee mogen zingen met Put this sock in your mouth, pretty baby. (Het blijkt bij nazicht "Put the south in your mouth" te heten...)

Het stichtend lid van Carolina Chocolate Drops, Dom Flemons, bracht helemaal op zijn eentje met gitaar en banjo en een reeks kleinere instrumenten die hij uit zijn ruime broek leek tevoorschijn te toveren muziek uit een lang vervlogen tijdperk. Jolig zal hij er wel uit, als een figuur uit een stomme film van Harold Lloyd. Helaas bleken zijn verhalen erg moeilijk verstaanbaar en ging zijn set na een tijdje toch wat tegensteken.

Wellicht de vreemdste artiesten waren de mannen van Big Sugar. De reggae waarnaar ze ook gekleed waren, werd vermengd met (blues)rock waarbij de verschuivingen tussen beide genres soms binnen één song plaatsvonden, haast onmerkbaar. Op papier klinkt het vast als een onmogelijke combinatie, doch in de praktijk werkte het aanstekelijk en mochten de muzikanten dan ook enthousiaste reacties ontvangen. Wij hoorden nummers die de bastaardzonen konden zijn van ZZ Top en Max Romeo of van The Black Keys en Bob Marley.

Omdat The Excitements hadden moeten afzeggen, mocht het Limburgse Rusty Roots tonen en laten horen wat ze op hun vierde album Your host presteren. Producer van die plaat is niemand minder dan Mario Goossens, de drummer van Triggerfinger. Het leek even alsof de motor nog niet helemaal was aangeslagen tot All I want, Backdoor man, Sidewalk en nog een hele rist andere potige bluessongs de tent ingestuwd werden. Het viertal bewees alvast hun plaats op de affiche meer dan waard te zijn.

Het is van het eind van de jaren 80 geleden dat The Dream Syndicate nog een langspeler uitbracht. De reissue van The day before wine and roses, een liveplaat, vormt de aanleiding voor Steve Wynn en zijn drie kompanen om opnieuw de hort op te gaan. Hun cultstatus lokte behoorlijk wat mannen die jong waren geweest in de eighties naar de tent en ze bewezen potente rock als vanouds te blijven spelen met veel plezier. Daddy's girl werd een eerste hoogtepunt en daarna groeide John Coltrane stereo blues, ooit begonnen als een inderhaast gespeelde song rond één riff en zonder afgewerkte tekst, uit tot een postrockachtige trip die ons bijna een kwartier lang zou onderhouden en raken in het diepste van onze muzikale ziel.

In het drukke dagschema waarin de ene band vrijwel meteen na de andere volgde, lieten we de blues van Fred And The Healers aan ons voorbijgaan vooraleer we ons weer volop concentreerden op het fenomeen dat King Khan & The Shrines is. Al het nieuws dat ons over deze Canadese garagerocker had bereikt, maakte erg nieuwsgierig en de extravagante show die hij met acht muzikanten bracht, hadden we ons nooit kunnen verbeelden. Rhythm and blues, soul, funk: het werd allemaal mee in de mixer gegooid. King Khan zelf droeg een pluimenhoed op zijn hoofd als een voodookoning, hitste de toehoorders op en ook zijn makkers lieten zich helemaal gaan. Ze bleken niet te beroerd, tot grote ontzetting van de organisatie, om met instrument en al (zelfs het keyboard) het publiek in te duiken.

Heel andere koek bracht Pokey LaFarge, een Amerikaan die recht uit de van Woody Allen bekende Radio days lijkt gekomen om ons de gloriedagen van de radio in de jaren rond de tweede wereldoorlog te laten herbeleven. Met een mengeling van vroege jazz, swing, ragtime en country blues zorgde hij voor de grootste verrassing van de dag. Het publiek werd er helemaal wild van. Dom Flemons mocht enkele malen mee het podium op maar ook hij kon de aandacht niet afleiden van de man met het brillantinehaar, die zijn vijf muzikanten tot spelletjes uitdaagde.

Nog eenmaal konden we volledig uit de bol gaan met de garagerock van de oudgedienden The Sonics. Hoewel de band uit Tacoma, Washington, al in de jaren 60 ontstond, brachten ze onlangs nog een nieuw album uit en zelfs een split single met grungehelden Mudhoney. Van een werkelijk stomend Have love, will travel tot een opzwepende cover van You keep aknockin' (but you can't come in): strakkere garagerock zal je niet zo gauw horen. Het vijftal speelde luid en genadeloos, ondanks hun leeftijd. Zo lieten ze het festivalterrein nog een laatste maal ontploffen.

Je kan het verslag van het festival ook hier lezen op Indiestyle.

Hieronder een Spotify-lijst met songs van de artiesten die optraden: