11 augustus 2013

Pond


Pond, de vijfkoppige Australische band die net haar vijfde album op de wereld heeft losgelaten, wordt steevast aangekondigd als een zijproject van twee groepsleden van Tame Impala (Jay Watson en Cam Avery). Dat is bijzonder vreemd als je weet dat ze in feite al enkele jaren voor Tame Impala hun debuutplaat uitbrachten en beide bands eigenlijk zowat gelijktijdig ontstonden.
Dat Pond en Tame Impala in dezelfde vijver vissen, hoor je vanaf de eerste noten van opener Whatever happened to the million head collide’. Plots echter barsten de gitaren en drums uit in een potje ouderwetse herrie waarover heen geschreeuwd en gegild wordt. Tempowisselingen en meanderende muziek houden dit nummer meer dan zes minuten lang spannend genoeg. Pond bewijst in wat volgt nog meer pijlen op zijn boog te hebben. Xanman is bezwerend, met af en toe een uitbarsting alsof het potje overkookt en de drums en gitaren hun overtollige energie onmiddellijk kwijt moesten. Aloneaflameaflower klinkt als het zweverigste van The Beatles en slingert ons zo’n veertig jaar terug de tijd in.
Giant tortoise, de single die vooruitgestuurd werd, kruipt inderdaad als een schildpad, zij het wel één die haar harde omhulsel nodig heeft om ongeschonden door de berg noten heen te geraken die over haar uitgestort worden. Zanger Nick Allbrook schreeuwt zich bijwijlen de ziel uit het lijf alsof hij een vrijgekomen plaatsje bij een metalband ambieert. In de titelsong eisen kerkklokken een niet onbescheiden nevenrol op door in te luiden wat aanvankelijk klinkt als een gezapige, psychedelische lap waarop ook nu weer de muzikanten het niet kunnen laten hun talent te etaleren middels een aanval op uw oren en hoofd. Afsluiten doet Pond met Midnight mass (At the market street payphone)’ dat door de binnengesmokkelde sitargeluiden (ofwel slagen ze er met hun gitaren in die meesterlijk na te bootsen, dat zou ons niet eens verwonderen) alweer richting The Beatles wijst. De Fab Four gingen echter slechts zelden zo uit hun dak als de Australiërs. Enkel het einde klinkt een beetje onnozel.
Waar voorganger Beard, wives, denim hier al gesmaakt werd doch ietwat onregelmatig was, is dit de stap voorwaarts waar we op zaten te wachten. Geen enkele steek laten ze dit keer vallen, geen ondermaatse song valt hier te noteren. De keuze om het bij iets meer dan een half uur te houden – de vorige plaat duurde bijna een uur -, is de juiste beslissing gebleken. Dit is kort maar bijzonder krachtig psychedelisch voer waarmee we de zomer gaan uitwuiven en de herfst verwelkomen, en waaraan we ons vermoedelijk deze winter ook nog gaan verwarmen.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

Geen opmerkingen: