11 oktober 2016

Tentoonstelling: Voor God en geld


Beste Fernand Huts,

eerst en vooral: er zijn heel prachtige stukken te zien op uw tentoonstelling Voor God en geld: de gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden in het Gentse Caermersklooster. U wil ons attent maken op de rijkdom van de Vlaamse kunst in de 16e eeuw, een gouden periode in onze contreien. De meeste van deze werken, zo zag ik, zijn eigendom van The Phoebus Foundation en net als het bedrijf Katoennatie mogen we die naam gerust met u verbinden, zo blijkt. Bovendien is alles zo opgesteld dat, zelfs als er behoorlijk wat volk aanwezig is, je rustig van alles kan genieten.
U verwelkomt ons niet alleen op de borden met uitleg (waarin ik uw hand vermoed) maar ook middels een introductiefilmpje bij aanvang van de tentoonstelling. U neemt het me vast niet kwalijk dat ik die beker aan mij heb laten voorbijgaan. Het eerste infopaneel bood mij al voldoende inkijk in uw opvattingen en kan tellen als introductie. U schermt zo vaak met het woord "burger" in die tekst (én in de volgende infopanelen) dat ik u ervan verdenk Guy Verhofstadts Burgermanifest naar de kroon te willen steken. Jazeker, al van bij aanvang van de tentoonstelling laat u er geen twijfel over bestaan: de "nieuwe" mens van de renaissance is ondernemer én Vlaams, is het model voor de moderne mens en is de motor voor elke verandering en elke vooruitgang in de wereld sindsdien. En ik hoor het u al denken: nu overdrijft u. Nee hoor, meneer Huts, als er iemand overdrijft, bent u het wel...
Hoe die ondernemer de enige reden is voor de vooruitgang wordt treffend geïllustreerd door een maquette van een galeischip, met in plexiglas allerlei figuren die aan de riemen zitten. Deze ondernemers (ongetwijfeld) brengen er niet alleen de vaart in, in het varen, maar ook in de vaart der volkeren... Jazeker, u bepleit in de begeleidende tekst bij het onderdeel van de tentoonstelling waarvan dit galeischip deel uitmaakt, voor die ondernemende mens die op zoek gaat naar de kortste weg "en dus: naar de hoogste winst". U wint er geen doekjes om: de kortste weg dienen we te kiezen, want die leidt naar de hoogste winst en dat is per slot van rekening in de wereldgeschiedenis het hoogste ideaal dat men kan nastreven. Maar het kan ook zijn dat ik u verkeerd begreep: die figuren lijken mij in het ergste geval slaven, in het beste geval "arbeiders". Misschien wil u tersluiks wel tonen dat de ondernemer niet zonder de arbeider kan en dat de arbeider evenzeer de nieuwe mens voorstelt...
De vooruitgang die we na de middeleeuwen meemaakten, danken we in de eerste plaats aan de Vlaming. Jazeker, u kan het zelfs niet nalaten op het einde te sneren naar de Hollandse gouden eeuw, die uiteindelijk vooral te danken is aan de brains en branie van de Vlaming die uitweek (een vluchteling avant la lettre dus!). Dat Vlaanderen waar u het over heeft, omvat natuurlijk (zo tonen de kaarten op de tentoonstelling) ook Luik, Namen, Henegouwen en stukken van Noord-Frankrijk en de voertaal was er vast eerder Frans dan Nederlands onder diegenen die het voor het zeggen hadden, maar daar maken we graag abstractie van.



Eén van de opmerkelijkste werken vond ik het schilderij van De belastingontvangers. Nu ik hun lelijke, geldbeluste tronies gezien heb, kan ik beter begrijpen waarom u liever de Bahama's opzoekt met uw geld dan de miserie hier bij ons. Maar wacht eens, belastingen zijn op zich toch geen miserie, maar eerder de bijdrage van elkeen aan de gemeenschappelijke, openbare goederen en diensten? Katoennatie zonder mooie door de overheid gebouwde haven, zonder vlakke en goed onderhouden openbare wegen, zonder arbeiders die goed geschoold werden in ons gesubsidieerd en/of door de overheid georganiseerd onderwijs,...: u zou er niet veel winst mee maken, hé. En veel schilderijen zou u niet meer kunnen kopen dan...


Een ander prachtig werk is De narrenhandel. Wat vond ik het jammer dat ik bij dit zeer gedetailleerd uitgewerkt en ongetwijfeld satirisch doek onvoldoende vertrouwd ben met de gehanteerde beeldtaal. Ik vermoed dat vele details voor wie er wel mee vertrouwd was of is, een maatschappijkritisch commentaar inhouden. Misschien, zo stel ik me voor, wil de schilder ons wel waarschuwen voor het primaat van de handel: voor je het weet, is alles te koop, ook wat je absoluut niet nodig hebt (zoals narren, al valt over hun nut natuurlijk duchtig te discussiëren).
Wat uw tentoonstelling vooral laat zien, en ik vermoed dat dat een ongewild neveneffect is vanuit uw standpunt gezien, is dat wanneer men kunst en cultuur overlaat aan mecenaat, we precies dit krijgen: een rijke industrieel die mag pronken met zijn verzameling en ook nog eens het volk/publiek wil opvoeden en onderwijzen in zijn ideologie van kapitalistisch Vlaams ondernemerschap. Natuurlijk is kunst op zich niet waardenvrij maar we mogen God (en zijn geld) danken dat er een overheid bestaat die kunst en cultuur op een neutrale wijze toegankelijk maakt door subsidies. De wereld zou schraler zijn als enkel de Vlaamse ondernemer de nieuwe mens ware geweest...

Geen opmerkingen: