02 oktober 2012

Clock Opera


Het gaat goed in muziekland, zo mag blijken uit het jaarlijks groeiende legertje ontdekkingen dat we doen. Zelfs na meer dan een halve eeuw popmuziek en alles wat daarrond cirkelt, blijft het jonge mensen regenen die keer op keer bewijzen dat je met zeven noten oneindig veel mooie combinaties ineen kan knutselen, die bovendien luisteraars over de hele wereld weten te raken. En zelfs al dient een mens af en toe eens het kaf van het koren te scheiden, het is dankzij de toegankelijkheid van muziek via internet dagelijks genieten, minuut na minuut.
Het Britse Clock Opera is de zoveelste telg uit een rijke traditie van Britse indie. Net als Bloc Party voegen ze een flinke scheut electronica toe aan hun palet, en weten ze daarmee zowel een eigen geluid als variatie op te bouwen. Ze stuurden al enkele singles vooruit, vaak met opvallende clips, en nu is er dus hun debuutalbum, Ways to forget. Je in spanning laten is zinloos: dit album hoort tot het beste wat ons van over de Noordzee is komen aanwaaien dit jaar, en we voorspellen nu al een kolkende ABClub en dito Paradiso wanneer ze volgende week in onze contreien neerstrijken.
Het begint allemaal met een simpel riedeltje in Once and for all, waaromheen de song opgebouwd wordt. Het grootsteedse Lesson no. 7 kenden we al en veroverde reeds ons hart, niet enkel omwille van de controversiële video waarin zinloos geweld louter geobserveerd wordt. De onderbuik van Britse steden, al maken we ons sterk dat die niet zoveel verschilt van die van andere Europese steden, laat zich welhaast proeven in elke drumslag en elk beroeren van de gitaarsnaren. Er zit een vleugje Clash in 11th hour, net merkbaar in wat alweer héél eenentwintigste-eeuws klinkt. Zelfs in dit in se rustige nummer blijft gejaagdheid nazinderen.
We worden terug de tijd ingeslingerd, meer bepaald naar de intussen wel zeer populair geworden eighties, met Man made, een kruising van Prefab Sprout en Simple Minds in hun beginjaren. Daarna mag de piano ons even misleiden in Belongings: we verwachten een rustpunt, maar eigenlijk wordt ons dat niet helemaal gegund. White noise werd ook al vooruitgestuurd, als eerste single overigens. Er valt niet echt iets slechts over te zeggen, al worden we er minder door geraakt en beklijft het minder dan de rest van het album. A piece of string borduurt verder op de toon die reeds gezet werd en The lost buoys zou wel eens kunnen uitgroeien tot Clock Opera’s equivalent van Lippy kids (Elbow). De geest van Elbow is overigens intussen ook zacht neergedaald over het album, en dat laat zich nog beter horen in Move to the mountains.
Clock Opera sluit het debuut af met een knaller. Fail better vormt nog eens mooi de synthese van wat deze plaat ons brengt: heldere melodieën, grootstedelijke gejaagdheid en een eigen smoel samengesteld uit fragmenten en inspiratie uit zo’n 40 jaar Britse indie.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

Geen opmerkingen: