13 mei 2011

Jóhann Jóhannsson

Waar eindigt popmuziek en waar begint (moderne) klassieke muziek ? Het is een vraag die ons telkens overvalt als we naar de Ijslandse Jóhann Jóhannsson luisteren. Zijn albums, die overigens titels dragen die hedendaagse klassieke componisten ook zouden kunnen kiezen (Fordlandia, IBM 1401, a user's manual) en bevatten composities en een instrumentarium dat je niet meteen zou verwachten tussen reviews van indie muziek.
En toch... Ook op The miners' hymns, zijn nieuwste album, zijn er voldoende raakvlakken met soundscapes en post-rock (zoals in slotnummer The cause of labour is the hope of the world) om een bespreking op Indiestyle te rechtvaardigen.



Het nieuwe album ligt in de lijn van voorganger Fordlandia, al vertoonde dat nummer qua toon en instrumenten misschien iets meer variatie. Je kan natuurlijk ook stellen dat The miner's hymns een consistenter album is, dat een organischer geheel vormt dan wat we vroeger van Jóhannsson te horen kregen.
Het album hoort bij een film (die we -nog- niet zagen) van de Amerikaanse filmmaker Bill Morrison en waarvoor Jóhannsson gedurende 2 avonden de muziek opnam in een Engelse kathedraal, met hulp van een 16-koppige brass band, een kerkorgel, percussie en electronica. Zowel film als muziek moeten de sterke tradities van de mijnwerkersgemeenschap en de brass bands eren, en de titels liegen er niet om : behalve het hierboven al genoemde nummer zijn er nog Industrial and provident, we unite to assist each other en An injury to one is the concern of all.
Het album laat zich het best beluisteren in een donkere ruimte, met alle achtergrondgeluiden gedempt, genietend van een glas whisky of wijn. Enige innerlijke rust is aan te raden om er ten volle van te kunnen genieten, en mooi meegenomen is dat het dan je innerlijke rust enkel nog versterkt. Je zakt weg in de muziek als in een luize zetel of een hippe, comfortabele zitzak, en je droomt erbij weg naar oorden waar je 's avonds en 's nachts nog een echte heldere sterrenhemel kan zien die niet geruïneerd wordt door lichtvervuiling. In de verte ontwaar je zowaar terrills en mijnliften, of toch hun silhouetten tegen de maanverlichte nacht. De warme gloed van een brass band knispert als een haardvuur of kampvuur, afhankelijk van het seizoen waarin je deze nummers beluistert.
Een hitparadenotering is absoluut niet weggelegd voor deze Ijslander, maar ik vermoed ook niet dat hij daar om maalt. Vergelijkingen met Arvo Pärt en Steve Reich sieren zijn palmares, en worden ook door dit album gerechtvaardigd. Het is een album voor muzikale durvers, die de grenzen van pop en rock durven opzoeken, ook aan de kant van de rustige, haast klassieke muziek. Die durvers worden héél erg beloond !

Deze recensie verscheen ook hier op Indiestyle.be

1 opmerking:

Linn zei

Je maakt mij nieuwsgierig. Fordlandia wist ik trouwens enorm te smaken. Lang geleden dat ik dat album nog eens beluisterd heb.